Tuesday, April 22, 2014

Uitzendkracht in uniform

Op de missie naar Mali gaan ook elf deeltijdmilitairen mee, reservisten. Wat beweegt hen? Voor sommigen is het een vervulling van een jongensdroom, anderen willen een completer mens worden.

Door onze redacteur Emilie van Outeren 

DEN HAAG. Als financieel manager Ad Verhagen volgende week woensdag uit zijn werk komt, hangt hij zijn pak in de kast en gooit hij zijn nette overhemd in de wasmand. De volgende ochtend hijst hij zich in een groen-beige woestijnuniform van de landmacht, trekt legerkisten aan en zet een blauwe baret op. Dan verandert hij van manager bij een zorginstelling in een majoor die voor bijna een half jaar op een gevaarlijke missie naar Mali vertrekt. „Een reservist, maar niet te onderscheiden van een echte militair”, zegt hij trots.

Verhagen (53) is één van de elf reservisten die deel uitmaken van de eerste lichting van bijna 450 militairen die de komende weken naar Mali vertrekken. De grootste groep voor de VN-missie in het Noord-Afrikaanse land vliegt daar vandaag naartoe. Verhagen gaat volgende week donderdag. Tussen de commando’s, de inlichtingenanalisten en de helikopterpiloten zitten een paar parttime-militairen. 

De opdracht van de Nederlandse missie is Mali is in kaart brengen waar de islamitische terroristen zich ophouden en langs welke routes drugs, wapens en mensen gesmokkeld worden. Ze zijn, zoals minister Jeanine Hennis-Plasschaert (Defensie, VVD) het omschrijft, „de ogen en oren” van de Verenigde Naties in Mali.

Onderlinge spanningen
Ook Ad Verhagen moet informatie verzamelen onder de Malinese bevolking. „Maar niet om een beeld van de dreigingen te krijgen – hoewel ik dat natuurlijk tegen kan komen – maar om te zien waar de echte nood ligt, wat de onderlinge spanningen zijn.” Eerdere missies in voormalig Joegoslavië en Afghanistan hebben geleerd dat een militaire poging om een gebied veilig te maken, en te houden, weinig zin heeft als de bevolking geen kans op economische 
ontwikkeling heeft.

Ad Verhagen is er nog nooit geweest, maar kan zich wel een voorstelling maken van de problemen die in Mali spelen. „Bijvoorbeeld dat mensen die land verbouwen last hebben van degenen die veeteelt drijven, omdat hun gewas steeds door dieren wordt opgegeten.” Dat soort conflicten oplossen is tegenwoordig óók een taak van defensie. Alleen heeft het leger daar niet de juiste mensen voor.

Het zijn heus echt niet allemaal vechtmachines, maar de gemiddelde soldaat heeft weinig met ontwikkelingswerk. „Militairen zijn er in de eerste plaats om voor de veiligheid te zorgen, dat gaat niet goed samen met een gesprek voeren”, zegt Verhagen. „De norse beveiliger bij de deur van de V&D kan ook niet gezellig met iedereen een praatje maken, want dan doet hij zijn werk niet meer goed.”

Verhagens band met defensie begon net als bij de meeste reservisten bij zijn dienstplicht, begin jaren 80. In die tijd bleef men na dienst oproepbaar. Maar na het einde van de Koude Oorlog was het op peil houden van de reservistenpoule geen prioriteit van de krimpende krijgsmacht. „Ze hadden ons niet meer nodig”, zegt Verhagen. „Maar nu is er bij een kleiner beroepsleger juist weer behoefte aan specialisten.”

Dat beaamt Dick Scherjon (58). Hij is lobbyist bij de Rabobank en als reserve-kolonel het hoofd van het ‘reservistenbureau’ dat vorig jaar door Defensie werd opgericht. Scherjon heeft warme gevoelens voor zijn diensttijd én hij heeft de ondernemersdrang om zelfs bij defensie een gat in de markt te zien. Met die instelling is hij met de landmacht in Bosnië en Afghanistan geweest om economisch advies te geven. En die ervaring gebruikt hij nu om anderen te overtuigen zich ook af en toe beschikbaar te stellen voor het vaderland. „Aan animo geen gebrek”, volgens hem.

Scherjon hoopt het aantal reservisten uit te breiden van de overgebleven 6.000 naar 20.000. In een periode dat de natuurlijke aanwas van ex-dienstplichtigen is opgedroogd. Daarvoor moet hij niet alleen vrijwilligers vinden. Hij moet ook beroepsmilitairen overtuigen dat reservisten toegevoegde waarde hebben. En bedrijven en families zover krijgen dat ze iemand soms maanden kunnen missen. Werkgevers kunnen overigens financiële compensatie krijgen als iemand langer dan drie maanden afwezig is.

„Een bedrijf besteedt ook de postbezorging en de catering uit, dus militairen moeten niet bang zijn om specialisten van buiten toe te laten. Die missie naar Mali is maar een paar jaar, daarna heb je geen tolken, trauma-artsen, waterdeskundigen en gespecialiseerde antropologen meer nodig, dus die moet je ook niet in vaste dienst nemen.”

Defensie wil meer reservisten en voert er ook campagne voor, maar binnen de krijgsmacht wordt wel eens laatdunkend of afwijzend over ze gepraat. Het zouden hobbyisten zijn die zo nodig af en toe een wapen willen vasthouden. Of ze worden gezien als bedreiging, omdat ze aantonen dat voor bepaald militair werk een goede conditie en een paar dagen cursus per jaar voldoende zijn.

Wie Scherjon hoort praten, denkt dat hij de genie in gedachten al bijna heeft afgeschaft. „Waarom moet je permanent mensen in dienst hebben die een kamp kunnen bouwen, als je een ex-militair die nu bij Strukton of Heijmans werkt een paar weken als reservist kunt inzetten.” Zulke ideeën leveren in een steeds bezuinigende organisatie scheve ogen op. „Ze pikken onze banen in, hoor je dan”, zegt Scherjon. Dat zal nooit helemaal gebeuren, want reservisten blijven vrijwilligers die zelf bepalen wanneer ze inzetbaar zijn. Een soldaat wordt uitgezonden, een reservist wordt gevraagd.

Jongensdroom
Jan Pieter Slootweg (48) sloot zich een paar jaar geleden aan als luchtmachtreservist. Tot zijn spijt was hij in zijn jeugd uitgeloot voor de militaire dienst. Hij werd grafisch ontwerper, maar de krijgsmacht bleef trekken. „Noem het een niet eerder vervulde jongensdroom”, zegt Slootweg.
Zijn eigen bedrijf laat echter niet toe dat hij maanden van huis is. Wel wordt hij regelmatig ingeschakeld als bewaker op een militair vliegveld, of bij militaire ceremonies. Zo staat hij met Dodenherdenking in vol ornaat op de Dam en bewaakt hij tijdens Veteranendag het Binnenhof. „Je levert een bijdrage , je maakt nog eens wat mee, je komt nog eens ergens en je doet er toe”, vat hij de ervaring samen.

Ad Verhagen verlaat volgende week al voor de derde keer zijn baan en zijn gezin. Twee keer ging hij voor defensie naar Uruzgan en nu dus naar Mali. Deze keer is vertrekken ingewikkelder, omdat zijn vrouw vorig jaar is overleden. Zijn drie volwassen kinderen wonen nog thuis. „De oudste had het er wel even moeilijk mee. ‘Wat als jou het ergste overkomt?’, vroeg hij.” Dan zouden zijn zonen en dochter er alleen voor staan. „In een missiegebied is het misschien af en toe spannend, maar voor de achterblijvers is het continu onzeker.” Zijn kinderen steunen hem toch.

Bijna net zo belangrijk is de medewerking van zijn werkgever, voor de derde keer in zes jaar. „Ik werk er al heel lang, dat helpt, en ik denk dat mijn werkgever ook ziet dat ik zo een grotere bijdrage lever aan Nederland. En dat ik er een completer mens van word”, zegt Verhagen.
De overgang van het gewone leven naar de hiërarchische defensie-organisatie valt hem niet zwaar. „Ik word daar als collega behandeld, en niet als een vreemde.” Sterker nog, de terugkeer is de vorige keren bevreemdender gebleken. „Als militair zit je na een uitzending weer op de kazerne met mensen die hetzelfde hebben meegemaakt. Bij mij vragen collega’s als ik terugkom er wel even naar, maar het beklijft niet. Ik mis dan iemand tegen wie je kunt zeggen: ‘weet je nog, toen we in Mali waren’.”


Missie naar Mali 450 militairen naar Afrika, groot deel vertrekt vandaag

Nederland stuurt ongeveer 450 militairen naar Mali voor de missie waar de Verenigde Naties vorig jaar toe besloot toen een burgeroorlog dreigde. Vandaag vertrekt het grootste deel van het personeel, binnenkort volgt de rest. Eind mei moet de missie gaan lopen.

Mandaat
De VN treedt in Mali op om de bevolking te beschermen en de verhouding te verbeteren tussen de centrale regering en de gemarginaliseerde Toearegs in het noorden. De VN-troepen mogen niet alleen zichzelf verdedigen, maar ook „alle noodzakelijke middelen” inzetten om de lokale burgers te beschermen. Een „robuust mandaat” dat bij eerdere VN-missies wel eens ontbrak.

Missie
De Nederlandse taak binnen de VN-missie is het verzamelen van inlichtingen voor alle internationale troepen. Met commando’s, analisten en helikopters worden bedreigingen en criminaliteit rond de noordelijke stad Gao in kaart gebracht.

Mensen
Er gaan zo’n 450 Nederlandse militairen naar Mali; 90 zijn van de commando’s, de speciale eenheid van de landmacht die onder de zwaarste omstandigheden kan vechten. In deze missie zijn ze bedoeld voor lange afstandsverkenningen, maar gezien het VN-mandaat kunnen zij ook worden ingezet in het heetst van de strijd; 70 inlichtingenanalisten moeten informatie verzamelen en duiden; 60 man gaan mee voor de vier Apache-gevechtshelikopters en nog eens 70 voor de drie Chinook-heli’s die voor transport en eventuele evacuatie zorgen. Dan zijn er nog de marechaussee, ondersteunend personeel en officieren op het hoofdkwartier.

Middelen
De missie duurt in principe tot eind 2015 en kost naar schatting 215 miljoen euro.

Artikel uit de NRC van 22 april 2014

No comments:

Post a Comment